We konden de afgelopen weken niet om de problemen in de Jeugdzorg heen. Noodkreten vanuit de sector zelf, personeel dat bijna niet betaald kan worden, opiniestukken over het al dan niet mislukken van de decentralisatie; alles kwam voorbij. Als klap op de vuurpijl kwam deze week het bericht naar buiten dat er, tussen nu en 2021, een miljard extra wordt uitgegeven aan Jeugdzorg. Een op het eerste oog mooie geste, die al snel werd afgedaan als een kleine pleister op een veel te grote wond. Wat te doen met het moeras van verwijten waarin de Jeugdzorg langzaam wegzakt? 

 

Glijdende schaal

Natuurlijk is er iets te zeggen voor die verwijten. De decentralisatie verliep zeker niet vlekkeloos. Gemeenten schoven vraagstukken liever door naar een toekomstige raad, zorginstellingen kregen veel werk voor weinig geld, terwijl hun takenpakket veranderde. Dit leverde problemen op die niet werden opgelost, maar die bleven groeien. Zorginstellingen leden onder slechte organisatorische keuzes, terwijl bureaucratie en een onrealistische kijk op de werkelijkheid voor problemen zorgden vanuit de overheid. 

Het maakte de eerste jaren na de decentralisatie vooral hectisch. Beleidsmakers waren druk met schema’s, rapportages en het sluiten van begrotingen. Veel zorginstellingen lukte het niet om orde aan te brengen in de onbekende chaos. Ze kwamen daarbij ook niet goed voor zichzelf op, door bijvoorbeeld een collectieve woordvoerder aan te stellen. Het resultaat? De glijdende schaal die er nu toe leidt dat de noodklok wel bijna geluid wordt. Juist nu, na het toezeggen van een extra miljard. Want zoals minister Hugo de Jonge nota bene zelf zegt: “er spelen ook problemen in de Jeugdzorg die je niet met geld kan oplossen.” 

 

Menselijke resultaten

Daar heeft De Jonge een terecht punt. Geld helpt absoluut, maar het is belangrijker om de Jeugdzorg op een compleet andere manier te benaderen. We hebben het hier over een kleine groep kinderen en jongeren in een ongelooflijk lastige situatie en over de kleine groep mensen die hen koste wat kost wil helpen. De meetinstrumenten en rapportages die we kennen uit andere zorgsectoren werken niet in zo’n situatie. 

Als we al meetbare resultaten willen, laten we dan streven naar menselijke resultaten. Hoeveel van deze kinderen gaan naar school? Hoeveel van hun ouders hebben werk? Zit er een daling in het aantal crisissituaties per jaar? Het gaat erom dat we deze jonge mensen zo goed mogelijk bijstaan. Hun situatie is complex en verbetert maar zelden. Wat we hen moeten bieden is in elk geval de wetenschap dat de meest banale zorg er gewoon is. Een grens waar we simpelweg niet onder mogen komen, hoe duur of ingewikkeld de situatie soms kan zijn. Het is de prijs die we betalen voor de welvaart waar velen van ons in leven.  

 

Ondergrens

Men kan in de Jeugdzorg nog ellenlang doorgaan met elkaar verwijten maken, maar de groep waar het echt om gaat, schiet daar niets mee op. We kunnen vraagtekens zetten bij wat er is gebeurd, of bij toezeggingen die al dan niet worden gedaan, maar misschien is het constructiever om te kijken naar waar Jeugdzorg over gaat. Beter maken en verbeteren zijn heilige principes in de zorg, al helemaal als ze goed meetbaar zijn. In deze sector is verandering echter meer uitzondering dan regel. Moeten we die principes dan niet inruilen voor een menselijke norm? Moet Jeugdzorg niet gaan om het stellen van een absolute ondergrens van leefbaarheid?