De GGZ in Nederland heeft te maken met een aantal invloeden die de druk op de administratieve dimensie van de zorgverlening ongekend hoog maken.
Meer dan ooit zijn instellingen in hun doen en laten maatschappelijk zichtbaar. Men ligt onder een vergrootglas, en wordt publiekelijk afgerekend op resultaat. Tegelijk reageren zorgverzekeraars op de stevig groeiende omvang van de sector door te knijpen in budgetten. Ook aan de kant van wet- en regelgeving zien we voortdurend ingrijpende verschuivingen: welke kosten vallen er nu wel, en welke vallen er nu niet binnen de huidige afspraken? En dan zijn er een steeds mondiger cliënt en zijn verwanten, die inzage willen in het dossier, en actief willen meebeslissen in het zorgaanbod. Onderaan de streep weten zorginstellingen begrijpelijkerwijs niet goed waar ze aan toe zijn.
Hoe moeten we tegen deze voortdurend veranderende achtergrond effectief processen inrichten, met wie maken we afspraken, hoe werken systemen in ons voordeel, en aan wie zijn we verantwoording schuldig? En hoe zorgen we dat we het belang van de cliënt en zijn verwanten binnen deze grillige en complexe context voorop blijven stellen?
Al deze uitdagingen brengen een grote druk op de administratie van de zorg met zich mee. Vooral omdat we weten dat de zorg nu eenmaal reactief van aard is ingericht; ‘we kijken wel, en reageren als het relevant wordt.’ Daarin schuilt een groot gevaar voor het voortbestaan van instellingen en hun toegevoegde waarde voor de cliënt die ze willen helpen.
Kortom: